Iedere twee weken schrijft Jan van den Noort een blog over de geschiedenis van Rotte en Dam. In 2020 is het 750 jaar geleden dat de Dam in de Rotte werd gelegd. Daar werden vrijwel meteen huizen op gebouwd en het gaat dus om niets minder dan de oorsprong van Rotte-r-dam. Rotte en Dam hebben een rijke historie. Het 750-jarig bestaan van Rotterdam is een mooie gelegenheid om een duik in die geschiedenis te nemen. Deze week schreef Jan over het Leidens ontzet.
Kopje onder voor Leidens ontzet
Door de grootschalige ontginningen klonk de Hollandse bodem alsmaar verder in. In de zestiende eeuw stond het land in de winter vaak een centimeter of dertig onder water. Bij de koeien reikte het water tot aan hun knieën en en het duurde vaak tijden eer op het natte land weer kon worden geboerd. In 1570 stond het water zelfs aan het begin van de zomer nog te hoog. Uiteindelijk zou vrijwel heel Schieland in een grote plas veranderen. Door de sterk toenemende wateroverlast nam de bouw van molens in korte tijd sterk toe. Paardenmolens werden vervangen door windmolens, waarschijnlijk omdat die meer water konden verzetten. Tot overmaat van ramp werden de Lage landen in november 1570 getroffen door de ergste watersnoodramp uit zijn geschiedenis: de Allerheiligenvloed. Die was verantwoordelijk voor vele duizenden doden, tienduizenden daklozen, veel vernielingen en langdurige wateroverlast. Deze natte inleiding is vooral bedoeld om duidelijk te maken dat boeren in de zestiende eeuw wel gewend waren aan wat wateroverlast. De waterschappen deden hun stinkende best om al dat water van het land te krijgen, maar meer dan eens moesten boeren al dat water voor lief nemen.
1 april 1572
Afbeelding: De inname van Den Briel op 1 april 1572 (Jan Luyken; Amsterdam 1679).
Op de lagere school leerden we het al: Op 1 april verloor Alva zijn bril. We hadden toen geen idee waar het over ging, maar inmiddels is duidelijk dat landvoogd Fernando Álvarez de Toledo, kortweg Alva, op die dag in 1572 zijn eerste grote nederlaag leed. De Geuzen veroverden Den Briel en dat smaakte naar meer. Alva sloeg keihard terug, maar bij het beleg van Haarlem en Alkmaar verloor hij erg veel manschappen. Bij het eerste beleg van Leiden (1573-1574) had Alva evenmin een gelukkige hand. De stad was al vroeg op de hoogte van de Spaanse plannen en kon zich op het ergste voorbereiden door grote voorraden levensmiddelen in te slaan. Na een korte onderbreking in het voorjaar van 1574 werd het beleg hervat. De Spanjaarden die de stad wilden uithongeren hadden nu meer kans van slagen omdat Leiden de onderbreking niet had benut voor het aanvullen van de levensmiddelenvoorraad.
Honger bracht de Leidenaren aan het twijfelen en leidde uiteindelijk tot grote verdeeldheid: moeten we standhouden of kunnen we ons maar beter overgeven? De pestepidemie die Leiden in haar greep had veroorzaakte duizenden slachtoffers en droeg sterk bij aan de verdeeldheid. Ook bij het Hoogheemraadschap van Rijnland, dat in Leiden zetelde, was de eenheid ver te zoeken. De Spaansgezinde hoogheemraden waren uitgeweken naar Utrecht, de prinsgezinden waren in Leiden gebleven.
Terwijl beide colleges hun best deden om de akkers en weilanden in hun invloedsferen droog te houden, bereidde Prins Willem van Oranje een plan voor om een groot deel van Rijnland, Schieland en Delfland onder water te zetten en daarmee de vijand te verdrijven. De provincie ging kopje onder voor Leiden. Het is tekenend voor de tijd dat Willem bereid bleek om het Zuid-Hollandse platteland op te offeren aan de bevrijding van één stad.
Een hoge prijs
Onder toeziend oog van Willem van Oranje werd op 3 augustus 1574 de dijk bij Capelle aan den IJssel op enkele plaatsen doorgestoken. Daarmee werd niet meteen het gewenste resultaat bereikt. Het aantal gaten werd uitgebreid om het water vrij baan te geven en die enorme plas zo snel mogelijk vol te laten lopen. Delfland en Schieland veranderden tergend langzaam in een groot meer. Omdat Rijnland iets hoger ligt, stroomde het water niet meteen richting Leiden. Bovendien werd het opgehouden door allerlei landscheidingen, kaden en polderdijken. In vredestijd was dat een zegen maar bij de Opstand tegen de Spaanse overheerser kwam dat erg slecht uit. Niet iedereen was gelukkig met het prinselijke plan. Boze boeren en vijandige soldaten grepen meer dan eens de kans om de bressen in de dijken weer te dichten. Het zag er niet rooskleurig uit voor de Leidenaren, tot een harde wind uit het zuiden het water uiteindelijk toch nog tot aan Leiden opstuwde. Een vloot van geuzenschepen voer over het meer naar Leiden, waarop de Spanjaarden de benen namen. Twee maanden na het doorsteken van de eerste dijken werd Leiden ontzet.
Video door Su Tomesen (2011)
Het duurde vele jaren eer de ergste schade aan regionale en lokale waterwerken hersteld was en het land weer kon worden beweid en beboerd. De plattelandseconomie begon pas in 1580 weer een beetje te functioneren. Bij het herstel van de infrastructuur zagen de hoogheemraadschappen zich gesteund door de staten. Particuliere schade, zoals verloren oogsten, vernietigde boomgaarden, ingestorte gebouwen, afgebrande boerderijen en verdronken vee werd niet gecompenseerd. Het platteland betaalde een hoge prijs voor Leidens ontzet.
© tekst Jan van den Noort, Rotterdam 2020
Jan van den Noort
Als spreekbuis van Comité Rotte-Dam zet Jan van den Noort zich al vijfentwintig jaar in om meer aandacht te vragen voor de oorsprong van Rotterdam, op een dam in de Rotte. Door de inzet van het comité weten veel meer mensen nu waar die dam ligt: in de Hoogstraat tussen de Koopgoot en de bibliotheek. Het gaat om een meters dikke dam van 400 meter lang en 40 meter breed. Als je de Euromast plat legt, kan die er met gemak twee keer in. Maar als je dat niet weet dan kijk je er letterlijk overheen. Dit 750 jaar oude, allereerste Rotterdamse kunstwerk, krijgt in het jubileumjaar eindelijk de aandacht die het verdient. Het nieuwe kunstwerk van Ben Zegers is een fraaie eerste stap in de goede richting. Als het aan Comité Rotte-Dam ligt is het niet de laatste stap.