Iedere twee weken schrijft Jan van den Noort een blog over de geschiedenis van Rotte en Dam. In 2020 is het 750 jaar geleden dat de Dam in de Rotte werd gelegd. Daar werden vrijwel meteen huizen op gebouwd en het gaat dus om niets minder dan de oorsprong van Rotte-r-dam. Rotte en Dam hebben een rijke historie. Het 750-jarig bestaan van Rotterdam is een mooie gelegenheid om een duik in die geschiedenis te nemen. Deze week schreef Jan over de droogmakerijen.
Kampioen droogmakerijen
Volgens Wikipedia ligt 95 procent van de Europese droogmakerijen in Nederland. Ze komen ook elders voor, zoals de polder Saemangeum in Zuid-Korea. Hoe het ook zij, Nederland is kampioen droogmakerijen. Nadat de nijvere Hollanders het veen hadden afgegraven, uitgebaggerd en opgestookt waren de polders in plassen veranderd. Dat was tamelijk rampzalig, maar enkele vindingrijke Hollanders zagen er wel brood in: onder die plassen lag namelijk vruchtbare zeeklei. De plas moest alleen nog 'even' worden leeggepompt.
Het IJsselmeertje werd al in 1633 drooggelegd, maar de dijk hield slechts twee jaar stand en pogingen om het meertje opnieuw droog te leggen hadden geen succes. Droogmakerij de Wilde Venen (1652) was een langer leven beschoren, zij het dat de initiatiefnemer zijn mogelijkheden overschatte en door zijn partners buiten spel werd gezet. Daarmee werd erger voorkomen, want het was hoe dan ook een flinke financiële tegenvaller, met name toen het Franse leger de dijken doorstak.
Stadse droogmakerij
In 1700 ontfermde Rotterdam zich over de Binnenwegsche polder, die vanwege Rotterdams betrokkenheid ook wel de 'Stadse droogmakerij' werd genoemd. Zo uitzonderlijk was de inbreng van Rotterdam overigens niet. In 1715 bijvoorbeeld verwierf de stad ook rechten op Droogmakerij de 140 morgen.
Besturen van ambachten, polders en steden waren vaak betrokken bij het opzetten van droogmakerijen. Zo was Anthonie van Oudheusden, ambachtsheer van Zevenhuizen, actief bij het droogleggen van de Tweemanspolder (1734). Zijn zoon Hendrik van Oudheusden, die zijn vader als ambachtsheer van Zevenhuizen opvolgde, was betrokken bij het leegmalen van de Eendragtspolder (1752). Droogmakerij Schiebroek (1772) was het resultaat van een samenwerking tussen de polders 110 morgen (Hillegersberg), Schiebroek en Berg en Broek.
Bleiswijk en een gedeelte van Hillegersberg
Afbeelding: Hellend scheprad. In Schieland is heel wat geëxperimenteerd met het hellende scheprad, een uitvinding van Antoine George Eckhardt (1771). De verwachtingen waren hoog gespannen, maar tot een doorbraak is het niet gekomen.
Ene totale verwoesting
Als de dijk van een kleine droogmakerij bezwijkt, is dat vervelend, maar als zoiets gebeurt bij een grote droogmakerij, zoals in 1833 met die van Bleiswijk en Hillegersberg, dan zijn de gevolgen ronduit catastrofaal. Bij die gelegenheid brak ook de dijk langs de Rotte en liep het riviertje leeg in de droogmakerij. Schielands ingenieur J.A. Scholten omschreef het als "eene totale verwoesting van de dijken ter wederzijden van de Rotte, men zag noch vóór noch achterwaards een einde aan het ongeval; in honderden van onregelmatige brokken verbroken, lagen de dijken in het bedde van de Rotte, of in de ingebroken Droogmakerij ter neder gestort..." Door stevig ingrijpen kreeg Scholten de overstroming binnen vier maanden onder controle.
Zuidplas
In 1839 werd de 4234 hectare grote Zuidplas drooggemalen. Let wel: vanaf 1697 waren daar al plannen voor gemaakt. Pas in 1825 werd overeenstemming bereikt over een plan in grote lijnen. Besloten werd om dertig windmolens en twee stoomgemalen in te zetten. Bij de aanleg van de 23 kilometer lange ringvaart kregen de uitvoerders te maken met verzakkingen, oppersingen, conflicten met aannemers en geldgebrek, maar in 1836 draaide de eerste windmolen en een jaar later begon het eerste stoomgemaal aan de klus. Het water werd in twee stappen opgepompt en gedeeltelijk op de Rotte geloosd, het meeste water werd op de Hollandsche IJssel gebracht. In 1839 vielen de eerste gronden droog. Tussen 1841 en 1843 werden ze verkocht. Na de samenvoeging in 2010 van de gemeenten Moordrecht, Nieuwerkerk aan den IJssel en Zevenhuizen-Moerkapelle werd de nieuw gevormde gemeente Zuidplas genoemd.
Regt feestelijk
Tussen Rotterdam en de drooggelegde Zuidplas lagen toen nog uitgestrekte veenplassen. Schieland stelde voor om die met windmolens droog te malen, maar na het droogvallen van de Haarlemmermeer (1849-1852: 1.810 hectare) werd besloten om dat grote voorbeeld te volgen en alleen nog stoommachines in te zetten.
In 1866 legde Prins Alexander, de vijftien jaar oude zoon van koning Willem III, de eerste steen voor het stoomgemaal bij Kralingseveer en hij verbond zijn naam aan de droogmakerij. Het bezoek van de prins was aanleiding voor een feestje. Volgens de Nieuwe Rotterdamsche Courant was het bouwterrein "regt feestelijk met vlaggen getooid. Aan het ene einde zag men den steen, die door den prins gelegd moest worden, in een met bloemen versierden hijschtoestel hangen. Daar tegenover was eene groote met tropheen gedécoreerde tent opgeslagen, in welker nabijheid, ter zijde eener tribune voor toeschouwers, het muziekcorps van het 4e regiment infanterie uit Gouda had post gevat, terwijl aan de andere zijde de gezamenlijke werklieden, allen met oranje versierd, geschaard stonden"
In 1869 werd begonnen met het droogmalen van de plassen (2927 hectare). De hoogste gronden die in 1870 droog vielen, werden verhuurd. Vijf jaar later kon het nieuwe land worden verkocht (2660 hectare).
Een van de plassen, de Noordplas, werd niet drooggelegd, naar verluidt omdat die te diep was. Bij de annexatie van Kralingen door Rotterdam in 1895, werd de Noordplas omgedoopt in Kralingsche Plas.
Afbeelding: IJsvreugd op de Kralingsche Plas (tekening D. Welle, 1827).
Diep, dieper, diepst!
Zuidplas en Prins Alexander waren heel diep, zo diep dat de gemeenten die er deel van uitmaakten ruzieden waar het diepste punt lag. Aanvankelijk had Rotterdam de beste papieren, met twee plekken in de Alexanderpolder. Maar Nieuwerkerk aan den IJssel en Waddinxveen waren ervan overtuigd dat het diepste punt bij hen in de Zuidplaspolder te vinden was. De meetkundige dienst van Rijkswaterstaat kwam eraan te pas om al die definities van diepste punt op een lijn te brengen. Want laten we wel zijn: het diepste punt van Nederland ligt in Limburg in schacht IV van Staatsmijn Hendrik: 961,8 meter onder NAP. De meetkundige dienst ging uit van het gemiddelde maaiveld van een gebied van minstens 1 hectare. Volgens die definitie lag het laagste "punt" van Nederland in Nieuwerkerk aan den IJssel op het terrein van een autohandelaar: gemiddeld 6,76 meter onder NAP.
© tekst Jan van den Noort, Rotterdam 2020
Jan van den Noort
Als spreekbuis van Comité Rotte-Dam zet Jan van den Noort zich al vijfentwintig jaar in om meer aandacht te vragen voor de oorsprong van Rotterdam, op een dam in de Rotte. Door de inzet van het comité weten veel meer mensen nu waar die dam ligt: in de Hoogstraat tussen de Koopgoot en de bibliotheek. Het gaat om een meters dikke dam van 400 meter lang en 40 meter breed. Als je de Euromast plat legt, kan die er met gemak twee keer in. Maar als je dat niet weet dan kijk je er letterlijk overheen. Dit 750 jaar oude, allereerste Rotterdamse kunstwerk, krijgt in het jubileumjaar eindelijk de aandacht die het verdient. Het nieuwe kunstwerk van Ben Zegers is een fraaie eerste stap in de goede richting. Als het aan Comité Rotte-Dam ligt is het niet de laatste stap.